We hebben zelfvertrouwen nodig om een crisis door te komen, denken politici. Als we iets niet nodig hebben, dan is het zelfvertrouwen, zeggen onderzoekers.
Het is geen goed moment om aan jezelf te twijfelen. Sterker nog, afgaande op de uitspraken van verschillende politici, is er haast geen fouter moment denkbaar dan midden in de financiële crisis. Ivo Opstelten denkt dat Nederland “zelfvertrouwen nodig heeft” en zijn collega Mark Rutte gelooft dat er wel wat mensen bij kunnen ”die barsten van het zelfvertrouwen”. Diederik Samsom zegt tegen iedereen die het horen wil dat “dit land naar zelfvertrouwen snakt.”
Samsom heeft zelf meegemaakt hoe zelfverzekerdheid het verschil kan maken. Onder Job Cohen had de PvdA weinig zelfvertrouwen, maar na zijn vertrek voelde Ronald Plasterk al dat het “groeide”. Journalisten schreven de toename in eigenwaarde bijna in zijn geheel toe aan Samsom, want hij had immers in elk zaaltje geroepen dat er meer zelfvertrouwen bij moest. In Trouw zei Samsom: “Ik wilde de achterban oppeppen, zelfvertrouwen in de partij pompen.”
Zijn pleidooi voor zelfvertrouwen had effect. En hoe. Niet alleen groeide Samsoms populariteit, ook zijn partij klom in de peilingen uit een dal. Hiermee leek het bewijs geleverd: met een stukje zelfvertrouwen overwin je een crisis wel. Vandaar dat Nederland zich nu op kan maken voor een shot zelfvertrouwen waarnaar het al zolang verlangt.
Cursus charisma
Een paar jaar geleden kreeg ik zelf als onderdeel van een cursus charisma een portie zelfvertrouwen toegediend, want ook voor een charismatische crisis is zelfvertrouwen een belangrijk medicijn. Mijn presentaties konden wel wat sprankelender, hoorde ik vaak. Een beetje meer Obama. Of Maxima. Gelukkig was ik toen al journalist, waardoor ik het confronterende ‘me-search’ kon camoufleren met onderzoek voor een artikel. Hoewel charisma onder andere ‘een bovennatuurlijke gave’ betekent, bleken er genoeg bedrijfjes die me dit konden bijbrengen. Een ervan liet voor een privé-training maar liefst drie coaches aanrukken, die hun tips haalden uit een brede ervaring, van toneel tot psychologie en marketing.
In een witte ruimte vol spiegels leerde ik tijdens een privé-sessie van drie coaches dat het niet best was gesteld met mijn zelfvertrouwen, noch mijn charisma. Ik kreeg het niet eens voor elkaar om iemand na te doen die zelfvertrouwen heeft (Barack Obama). Als een sadomasochistische Idols-kandidaat liet ik me verschillende keren naar binnen roepen om steeds harder en overtuigender te zeggen dat ‘the United States of America’ een ‘beautiful country’ is en zelfs een ‘example for the world’. Twee trainers ondersteunden me vanaf hun bank door met grote ogen dingen te zeggen als ‘Oh, Obama’, ‘Wow’ en ‘Yes, mister President’.
Het hielp niet veel. De trainers geloofden me niet. Het mocht allemaal wel wat spectaculairder. Misschien zat het er niet in…
Maar toen kwam het: de uitdeuking van mijn zelfvertrouwen. Er volgde een visualisatieoefening, waarbij ik me – rustig ademend – moest voorstellen dat ik een paard was dat over de weide rende. “Voel de kracht van het paard,” zei trainer Astrid. Ook mocht ik eens rustig bedenken waar ik allemaal goed in was. Wat waren mijn sterke punten? ‘Sociaal’, noteerde ik, want als je zoiets opschreef had het volgens trainer Astrid meer impact. Zij wist er ook nog wel een paar: ‘Vriendelijk en intelligent’.
Charisma van een natte dweil
De kracht (van het paard) in combinatie met het bedenken waar ik allemaal goed in was gaven mijn zelfvertrouwen een flinke zet in de positieve richting. Maar hoe dit me vervolgens zou helpen om charismatischer te worden, werd me niet duidelijk. Met de training in zelfvertrouwen had ik niets gedaan aan mijn manier van presenteren. Met andere woorden, ik had nog steeds het charisma van een natte dweil, alleen nu met meer zelfvertrouwen.
Op eenzelfde manier zie ik ook niet in hoe zelfvertrouwen in een land pompen helpt om een crisis door te komen. Zoals de beroemde psycholoog Martin Seligman het verwoordt is zelfvertrouwen in het beste geval een aanwijzing van hoe goed je iets doet, zoals een snelheidsmeter in je auto aangeeft hoe hard je gaat. ‘Maar als je de auto wilt versnellen, dan heeft het weinig zin om aan de snelheidsmeter te knutselen. Dan richt je je op de motor.’
Psycholoog Carol Dweck denkt dat zo’n oefening waarmee ik mijn zelfvertrouwen vergrootte zelfs meer kwaad doet dan goed. In haar boek ‘Mindset’ en in verschillende artikelen ageert ze tegen ouders en leraren die hun kinderen en leerlingen complimenteren met hun gaven en talenten. ‘De eigenwaarde beweging moedigt je aan te denken dat je beter bent dan anderen en heeft zelfs apparaten uitgevonden die je superioriteit helpen te bevestigen.’ Dweck doelt op een spiegel waarop met koeienletters staat: ‘I love me’. ‘Door in de spiegel te kijken kun je het bericht aan jezelf overbrengen en hoef je niet te wachten op de buitenwereld om je te vertellen hoe speciaal je bent.’
De effecten van zulke complimenten ziet Dweck keer op keer in haar experimenten. Zo hoorde een groep studenten na een testje: ‘Dat is een heel goede score. Het kan bijna niet anders dan dat je hier heel slim in bent.’ Deze pluim duwde de studenten rechtstreeks in wat Dweck een ‘vaste mindset’ noemt: iemand heeft een bepaalde eigenschap (talent) of niet, en daar kun je weinig aan veranderen. Toen de studenten vervolgens werd gevraagd of ze een uitdagende taak wilden maken, wezen ze dit af. Dweck: ‘Ze wilden niet iets doen dat mogelijk hun gebreken kon aantonen of hun talent in twijfel kon trekken.’ Ook bleken studenten in een ‘vaste mindset’ eerder geneigd vals te spelen om hun zelfvertrouwen te beschermen. Met andere woorden, hun eigenwaarde verhinderde dat ze beter werden – of het in ieder geval probeerden.
Opgezwollen ego’s
Het zijn al met al niet echt mooie voortekenen om het zelfvertrouwen eens op te ‘pompen’. Daarbij, is Emile Ratelband, onze nationale coach in zelfvertrouwen, niet de belichaming van het idee dat een onsje minder misschien beter te harden is dan een onsje meer? En zagen we deze zomer niet hoe elf opgezwollen ego’s drie pijnlijke nederlagen leden op een voetbaltoernooi? Was de ondergang van Rita Verdonk, die met haar nieuwe partij ‘koos’ voor zelfvertrouwen, geen waarschuwing? (Het enige dat bijstaat van haar tactiek zijn de ongemakkelijke momenten waarop ze niet uit kon leggen waar haar zelfverzekerdheid op gestoeld was, net zo min als ze over kon brengen waar Nederland nu precies trots op moest zijn.) En hoeveel keer zijn de politici die zo naar zelfvertrouwen snakken nog bereid de rommel op te ruimen van een topbestuurder wiens eigenwaarde nauwelijks in zijn salaris is uit te drukken?
Dit is precies het punt dat Tomas Chamorro-Premuzic onlangs maakte op de website van de Harvard Business Review. In het artikel ‘Minder zelfverzekerde mensen zijn succesvoller’ stelde hij dat mensen met een lager zelfvertrouwen meer aandacht hebben voor negatieve feedback en dat ze meer zelfkritisch zijn dan mensen met een groter zelfvertrouwen. Daarbij zijn ze volgens de professor gemotiveerd om hard te werken, hebben ze minder kans dat ze arrogant overkomen en wekken ze minder snel het idee dat ze al het succes voor zichzelf opeisen terwijl ze anderen de schuld geven van missers (wat ervoor zorgt dat anderen minder hard voor ze willen werken).
Het stuk van Chamorro-Premuzic startte een flinke discussie in de commentaren van het blog, waarin ook de professor zich mengde. Hij schreef: ‘Mijn post genereert zoveel controverse, omdat we gehersenspoeld zijn om te geloven in de krachten van zelfvertrouwen (in ieder geval in het grootste gedeelte van de Westerse wereld). De gevolgen van deze decennialange verering van zelfvertrouwen zullen misschien pas helemaal duidelijk worden wanneer we een overgang maken naar een volgend tijdperk.’
Dat is nogal een claim. En de vraag dringt zich op: waar haalt Chamorro-Premuzic het zelfvertrouwen vandaan om dit te beweren? Zelf wijst hij op honderden groot opgezette onderzoeken waaruit blijkt dat wat minder zelfvertrouwen voordeliger is voor iemands zakelijke succes, gezondheid, relaties en educatie.
Wat misschien ook helpt is dat hij een Nobelprijswinnaar aan zijn zijde weet. De rode draad door de carrière van Daniel Kahneman is dat zelfverzekerdheid op geen enkele manier een aanwijzing is dat iemand handig bezig is. Zijn laatste boek ‘Ons feilbare denken’ is een aaneenschakeling van experimenten en voorbeelden waarin mensen vol vertrouwen de meest irrationele dingen doen, die ze vervolgens verklaren met de meest onlogische redenen. Van politiek commentatoren die vol zelfvertrouwen voorspellingen doen die niet uitkomen – die ze dan ook weer kunnen verklaren – tot beurshandelaren die bij aan- of verkoop van aandelen vertrouwen op hun intuïtieve gevoel en ervaring, maar die meer winst zouden maken als ze een muntje zouden opwerpen voor zo’n beslissing. Kahneman: ‘Verklaringen van groot vertrouwen vertellen je dat iemand een coherent verhaal heeft geconstrueerd in zijn hoofd, niet per se dat dit verhaal waar is.’
Minder zelfvertrouwen
Kahneman merkte aan den lijve hoe een beetje minder zelfvertrouwen tot een betere prestatie kan leiden. Toen hij de essayvragen van zijn studenten nakeek, voelde hij dat wanneer hij alle vragen per student nakeek, hij met meer zelfvertrouwen een cijfer gaf. Als een student een eerste vraag goed had gemaakt, was hij coulanter in zijn beoordeling van de tweede vraag, terwijl wanneer een student de eerste vraag slecht had beantwoord, dan had dit een negatief effect op de volgende vragen. Deze consistentie gaf vertrouwen. Vanaf het moment dat Kahneman overstapte op een andere methode – hij keek vraag voor vraag na – bleek hij minder gevoelig voor de beoordeling op een eerdere vraag, maar een volgend probleem diende zich aan: zijn beoordelingen per student varieerden enorm. ‘Ik was minder gelukkig met en had minder vertrouwen in de cijfers die ik uitdeelde dan ervoor, maar ik herkende dit als een goed teken en een indicatie dat de nieuwe procedure superieur was.’
Minder gelukkig. Hard werken. Zelfkritiek. Je moet er wat voor over hebben om je eigen onzekerheid te kunnen leven. Zijn er eigenlijk wel succesvolle personen die niet zoveel zelfvertrouwen hebben?
Jazeker, zo blijkt uit een onderzoek van Jim Collins naar meer dan 1400 Amerikaanse ondernemingen tussen 1965 en 1995. Hij vond dat de elf grootste zakelijke successen allemaal te danken waren aan leiders die een extreme persoonlijke nederigheid combineerden met een intense professionele wil. Maar ja, hun stijl van leidinggeven zorgde er ook voor dat ze geen ronkende boeken over hun succes schreven of wervelende interviews gaven. In de gesprekken met de onderzoekers hadden de leiders het over ‘geluk’, ze wezen op het aandeel van anderen in het succes en ze spraken over anderen die ‘waarschijnlijk beter waren’ dan zij.
Inmiddels ben ik me aan het verdiepen in de vraag hoe ik weer van mijn geïnjecteerde zelfvertrouwen af kan komen. De eerste signalen zijn niet best. Collins heeft bijvoorbeeld geen idee hoe je een succesvolle, nederige leider wordt. Of dat het überhaupt mogelijk is om deze eigenschappen te leren. En ook Nobelprijswinnaar Kahneman schrijft dat hij weinig van zijn eigen onderzoeksresultaten heeft geleerd. ‘Behalve wat effecten die ik toeschrijf aan mijn leeftijd, is mijn intuïtieve denken nog net zo vatbaar voor overmoed als voordat ik dit begon te onderzoeken.’