Waarom zijn persoonlijke verhalen die een trend of nieuw beleid illustreren, soms zo ongemakkelijk om te lezen?
Mijn interesse in de medemens is tanende. Althans, dat vermoed ik als ik de persoonlijke verhalen in de nieuwsrubrieken lees. Terwijl human interest de laatste jaren steeds meer ruimte verovert in de kolommen van kranten en tijdschriften, merk ik dat ik steeds vaker afhaak als iemand met ervaringskennis een verhaal afsteekt.
Misschien is het de overdosis aan bedroefde, boze burgers die de afgelopen maanden aan me voorbij is getrokken. Onder koppen als ‘Van designbank naar voedselbank’ (Trouw), ‘Ik heb mijn vrijheid weer ingeleverd’ (NRC) en ‘Het UWV bood me niet één baan aan’ (de Volkskrant), mochten slachtoffers van de crisis of de plannen van de regering hun verhaal doen.
Trouw begon zelfs een rubriek waarin de krant het dagelijks leven van zes families in zes landen volgde. De kop boven het verhaal van het Nederlandse gezin: ‘Gelukkig is de kaas goedkoper geworden.’ En dan heb ik het nog niet eens gehad over De Telegraaf en het AD, die dagelijks ruimte maken voor een slachtoffer van geweld, de overheid of het liefst allebei.
Volgens mediasocioloog Peter Vasterman heeft deze groei in persoonlijke verhalen tien jaar geleden een flinke boost gekregen. ‘De media beseften na de Fortuyn-revolutie dat ze hadden gemist wat er leefde. Dit leidde tot een hausse aan verhalen over de problemen van de gewone Nederlander, van mensen in de schulden tot mensen met relatieproblemen. Vooral slachtoffers van misbruik en geweld mogen geregeld hun verhaal vertellen. Dat is bijna een apart genre geworden.’
Zijn collega, mediawetenschapper Joke Hermes, zegt: ‘De mensen die in zulke artikelen hun verhaal doen, zijn vaak een mix van boze burger en slachtoffer. Het is zo’n invuloefeningetje, daarom zijn die verhalen zo saai. Het is luie journalistiek, waarbij de gewone mens een pasvorm is. Dit zie je al langer in televisieprogramma’s. Ik hoopte dat kranten en tijdschriften daar niet achteraan zouden hollen, maar je ziet nu dat ze dat toch een beetje doen.’
Overbodige details
Ingegeven door de gedachte dat persoonlijke verhalen me inzicht zouden verschaffen in complexe problemen, heb ik lang mijn best gedaan om ze te lezen. Werd een probleem niet helemaal helder in een artikel, dan was daar altijd nog een gedupeerde om uit te leggen wat dit nu precies voor hem, haar of het hele gezin betekende. Maar ik merkte dat de persoonlijke verhalen me vaker juist meer in verwarring brachten door allerlei overbodige details over het leven van de voorbeeldpersoon.
Volgens Hermes, die promoveerde op het lezen van vrouwenbladen, is dit exemplarisch voor de portretjes in kranten. ‘Er wordt zoveel toegevoegd dat het afleidt van het verhaal. Vrouwenbladen doen dat veel minder, ze zorgen er op die manier voor dat je in een emotie blijft. Er gaat ook drie of vier keer een editor overheen zodat een verhaal compleet gestyled is en past bij de tone of voice.’
In de voorhoede van de human interest wordt er langer nagedacht over persoonlijke verhalen. Wat heet, redacties denken de verhalen van tevoren uit. Vaak is het aan freelancers om de human te vinden die bij de interest past. Op het Freelance Journalisten Netwerk op Facebook zie ik dagelijks de laatste bedenksels van deze formatterreur voorbij schuiven. Vaak zijn het combinaties zoals BN’er en onvruchtbaar of jong moeder en buikwandcorrectie. Nathalie zoekt ‘voor een grote glossy een hoogopgeleide vrouw die heel veel bedpartners heeft gehad. Denk: rond de honderd. Insteek is niet zozeer de seks alswel de psychologie erachter ;-). Meewerken kan anoniem.’
En Nienke zoekt ‘een stel dat wel dolverliefd op elkaar is, nu ja, dolverliefd hoeft ook weer niet, maar het in elk geval fijn heeft samen, maar toch ’s nachts niet het bed deelt. Lees: ze wonen wel samen, maar slapen apart. Omdat hij een ander ritme heeft dan zij of vice versa, of omdat ze het spannend vinden, de een of de ander snurkt, ze om en om “babydienst” hebben etc.’ (Suzanne reageert al snel: ‘Die ken ik! Hij snurkt.’)
Het niet vinden van de juiste mensen resulteert in stress en dringende berichtjes. Lara: ‘Aaarh zoekstress! Ik vind maar geen mensen die willen vertellen hoe ze binnen een bepaald budget bleven tijdens hun zomervakantie! Zijn er geen leuke gezinnen die met camper op pad gingen, naar Balkonie, Rundum Hause of Gazonie? Hun woning ruilden? Kort telefonisch interviewtje plus een paar vakantiekiekjes.’ En Maaike is ‘met spoed’ op zoek is naar een stel ‘met minstens 20 jaar leeftijdsverschil. ”Mijn stel” heeft op het allerlaatste moment afgezegd, ben redelijk in paniek.’
Invuloefening
De invuloefening is hier tot kunst verheven en er lijkt van interest nauwelijks nog wat over. Althans, als je denkt dat interest voor ‘interesse’ of ‘belangstelling’ staat. ‘Belang’ is een andere vertaling van ‘interest’ en dat komt al meer in de buurt van de neiging van sommige redacties om hun eigen ideeën, lessen en wereldbeeld er via voorbeeldverhalen doorheen te drukken. En van de neiging van belangenorganisaties om specifieke ervaringsdeskundigen aan te dragen en daarmee een probleem op een bepaalde manier onder de aandacht te brengen.
Vasterman vertelt: ‘Er zit een nadeel aan de manier waarop journalisten aan ervaringsdeskundigen komen. Vaak vragen ze aan belangenorganisaties of zij nog iemand kennen die ze kunnen interviewen. Hiermee krijgen de organisaties veel invloed, want ze krijgen de mogelijkheid iemand naar voren te schuiven die een bepaald beeld uitdraagt. Daarbij zijn de verhalen van mensen die iets ernstigs hebben meegemaakt over het algemeen meelevende en onkritische verhalen. Ze worden bijna nooit gecheckt, waardoor je als lezer niet weet of het allemaal waar is. Dit doet afbreuk aan waar de journalistiek voor staat en versterkt de invloed die belangenorganisaties via voorbeeldverhalen kunnen uitoefenen.’
Daar heeft Vasterman een punt, zegt Ester Looyen van SolutionS. Bij de verslavingskliniek hangen geregeld journalisten aan de lijn die op zoek zijn naar bijvoorbeeld een jonge vrouw met een koopverslaving of een verslaafde die wetenschappelijk opgeleid is. (Looyen: ‘Journalisten willen van alles. De laatste tijd zijn vooral cliënten met een seksverslaving gewild.’) ‘We willen het interview altijd eerst lezen en als een journalist onze naam dan niet bij het stuk heeft vermeld, dan zeg ik wel: “Luister eens, je hoeft ons niet honderd keer te noemen, maar een keer mag wel.” Het is a hell of a job om de juiste persoon te vinden, maar een vermelding bij zo’n verhaal werkt beter dan het inkopen van een advertentie.’
Hoe ingespeeld sommige belangenorganisaties zijn op aanvragen vanuit de media, merkte ik onlangs zelf toen ik contact opnam met de Angst, Dwang en Fobie stichting. Ik vroeg in een mail of ze mij in contact konden brengen met iemand met een dwangstoornis. Het antwoord was een lijst wedervragen. Moest het een man zijn of een vrouw? En van welke leeftijd? Maakte het uit als die persoon naast de obsessief compulsieve stoornis ook een paniekstoornis had? Waren er nog andere dingen waar ze rekening mee moesten houden? Hoewel ik blij was dat de stichting me verder kon helpen, temperde de overduidelijke mediaervaring mijn enthousiasme. De vragen, waarop ik het antwoord schuldig moest blijven, deden me vermoeden dat ik me in de absolute achterhoede bevond van de persoonlijke verhalen. Wilde ik zomaar iemand met een dwangstoornis spreken? Was dat niet een beetje gewoon en heel erg human interest anno 1980?
Dwaalspoor
Misschien moet ik maar helemaal ophouden met het lezen (en schrijven) van persoonlijke verhalen. Wat heb ik überhaupt aan die voorbeeldverhalen? Helemaal niks, zegt de Zwitserse schrijver Rolf Dobelli. Sterker nog, in zijn essay ‘Avoid News, towards a healthy news diet’ schrijft hij dat nieuws en de ‘goedkope’ human interest-verhalen in het bijzonder mensen op een dwaalspoor zetten. Uit een voorbeeld in zijn essay blijkt hoe human interest-verhalen de lezer zand in de ogen strooien. ‘Er rijdt een auto over een brug en de brug stort in. Waar richten de media zich op? Op de auto. Op de persoon in de auto. Waar hij vandaan kwam. Waar hij naartoe ging. Hoe hij de crash ervaren heeft (als hij het overleefd heeft). Wat voor een persoon hij is (of was). Maar – dat is allemaal compleet irrelevant. Wat is wel relevant? De stabiliteit van de structuur van de brug. Dat is het onderliggende risico dat op de loer lag en op de loer zou kunnen liggen bij andere bruggen. Dat is de les die we moeten leren van dit ongeluk.’
De retorische vraag ‘waarom je iets zou consumeren dat niet bijdraagt aan je kennis?’, beantwoordt Dobelli in zijn essay met nog meer retorische vragen. ‘Informatie is niet langer schaars. Maar aandacht wel. Waarom geef je die zo makkelijk weg? Je bent niet onverantwoordelijk met je geld, je reputatie of je gezondheid. Waarom zou je je geest wel weggeven?’
Misschien omdat je niet asociaal wilt worden? Voor een nieuwsvolger is die angst onterecht, zegt Dobelli: zijn sociale leven ging er juist op vooruit sinds hij zich aan zijn mediadieet hield. Voor een journalist doemt er een ander probleem op: voor je het weet schrijf je alleen nog human interest-verhalen over jezelf.
(Vrij Nederland, 16-1-2013)